In mei 2017 is het rapport van Open Universiteit verschenen met als titel ‘21e-eeuwse vaardigheden: achtergronden en onderwijsimplicaties‘. Het is gebaseerd op een onderzoek het Welten-instituut en samengesteld naar aanleiding van een versnellingsvraag uit van het programma ‘Slimmer leren met ICT’ waarin de PO-Raad en Kennisnet samenwerken. Het document is geschreven door Marjan Vermeulen en Emmy Vrieling.
Internationaal en ook in Nederland is er brede overeenstemming over dat scholen een belangrijke rol hebben in het aanleren van ‘21e-eeuwse vaardigheden’ die horen bij een snel veranderende informatie- en kennismaatschappij. Het gaat niet alleen om vaardigheden om kennis te kunnen vergaren, maar ook om snel steeds weer nieuwe dingen te kunnen leren.
In het rapport van Open Universiteit gaan de schrijvers in op het thema aan de hand van zeventien vragen:
- Wat is de definitie van 21e-eeuws leren?
- Welke leertheorieën liggen ten grondslag aan het 21e-eeuwse leren?
- Waarom levenslang leren?
- Wat zijn criteria voor betekenisvol onderwijs in de 21e eeuw?
- Welke competenties hebben leraren nodig om leerlingen te begeleiden op hun ontwikkeling van de 21e-eeuwse vaardigheden?
- Welke relatie ligt hierbij met 21e-eeuwse vaardigheden als kritisch denken, creativiteit en computional thinking?
- Zijn er werkvormen die leraren stimuleren om op andere niveaus van de taxonomie van Bloom samen te leren en te werken? Hoe kunnen leraren zelf hun 21e-eeuwse vaardigheden ontwikkelen?
- Op welke manier is sociaal kapitaal belangrijk voor het 21e-eeuwse leren?
- Is het voor onderwijsontwikkeling noodzakelijk om in netwerken te leren buiten de school?
- Wat zijn inzichten van de afgelopen twintig jaar, zoals coöperatief leren, die nog steeds actueel zijn?
- Waarom is teamleren zo essentieel?
- Wat is voorwaardelijk aan een goed samenwerkend en lerend team?
- Waarom is het belangrijk dat leraren zelf onderwijs ontwikkelen?
- Wat zijn de competenties die leraren nodig hebben om in een team samen te kunnen leren en onderwijs te ontwikkelen?
- Kunnen alle leraren metacognitief denken, leren en werken?
- Wat ‘blijven’ de basisvaardigheden die het onderwijs de kinderen moeten aanleren?
- Scholen hebben nu een langdurige onderwijskundige visie van waaruit ze werken. Doet dat nog recht aan wat kinderen nodig hebben en aan de snelle ontwikkelingen in de maatschappij?
De antwoorden op de zeventien vragen zijn geformuleerd op basis van de bestaande wetenschappelijke literatuur. Het document is bedoeld als inspiratiebron voor leraren die meer kennis willen opdoen over 21e-eeuwse vaardigheden om vandaaruit aan de slag te gaan in hun eigen onderwijscontext. Naast een antwoord op de vragen, geven de auteurs per vraag aanvullende (literatuur)suggesties ter verdieping van het begrip.
Het Rapport van Open Universiteit: ’21e-eeuwse vaardigheden: achtergronden en onderwijsimplicaties’ is toegevoegd aan het overzicht op https://www.21stcenturyskills.nl/onderzoek/
Vergeef een kunstenaar,maar naar mijn mening is deze vraagstelling niet relevant omdat er voorbijgegaan wordt aan de maatschappelijke situatie die toch ertoe bijdraagt dat het niet de capaciteit van de leraar is, die zorgt voor onderwijsresultaat, maar de maatschappelijke status van de leerling, resp.de ouders van de leerling.
Onderwijsonderzoek weet er steeds weer succesvol in te zijn niet de echte vragen te stellen maar af te leiden naar veronderstelde noodzakelijke competenties van docenten. Zo lang niet alle leerlingen dezelfde kansen en uitdagingen krijgen, zolang behaalde resultaten in dit onderwijs in de vorm van diploma, niet eerlijk vergeleken worden op een arbeids, resp. Inkomensmarkt, heeft deze vraagstelling geen enkel nut.